dinsdag 30 augustus 2016

Bedelaar van 8.33 - 9.41 uur

Mijn moreel kompas wordt altijd tot het uiterste op de proef gesteld bij de vraag: 'Mevrouw, mag ik wat vragen?'. Wat volgt is vrijwel altijd een geldvraag verpakt in een zielig verhaal. Geef ik wél of niet? Onlangs besloot ik eens aan de andere kant te staan en zelf - met het schaamrood op de kaken - de zielige vraag aan voorbijgangers te stellen. 

Bedelaars brengen me altijd aan het twijfelen en ze geven me bijna zonder uitzondering een slecht gevoel. Soms geef ik wat, soms geef ik niets. Wat ik ook doe, bij het weglopen heb ik altijd het gevoel de verkeerde keus gemaakt te hebben. De ene keer voel ik me een naïeve barmhartige Samaritaan die beter had moeten weten, de andere keer voel ik me een harteloze burger met een doorgeschoten neiging de hand op de knip te houden.

Vanwege mijn constante vertwijfeling, zie ik bedelaars steeds vaker als een probleem. Het erge is: ik heb steeds minder ogen voor hun evidente probleem terwijl ik steeds meer 'medelijden' krijg met mezelf als een bedelaar me aanspreekt. Bedelaars hebben het maar mooi makkelijk, ze houden hun hand op terwijl ze hun donateurs in verlegenheid brengen. Nee, zo simpel is het niet, realiseerde ik me ineens. Natuurlijk, sommige bedelaars zijn zo ingewerkt in de wereld van het ophouden van de hand dat ze verwachten dat ze met een minimale inspanning hun dagloon bij elkaar kunnen schrapen. Zulke bedelaars bedanken soms niet eens voor het geld dat je ze geeft. 'Geef het dan weer weer terug!' hoor ik mezelf wel eens zeggen. Maar iedere bedelaar zal ooit voor het eerst van zijn leven een onbekende op straat op geld gevraagd hebben. En dat vraagt heel veel moed en een definitieve schaamtevolle erkenning van je plaats in de maatschappij.

Mijn groeiende dedain voor bedelgedrag zag ik als een alarmerende ontwikkeling. Alsof ik hard op weg was richting de harteloosheid af te glijden. Daarom nam ik me een tijd geleden voor om eens één keer zelf mijn hand op te houden om eens een keer te voelen hoe het is om in de schoenen van een bedelaar te staan. Spannend idee, maar de gedachte dit plan ook echt te moeten uitvoeren, maakte me Spaans benauwd. Bedelaar zijn is toch een stuk moeilijker dan ik dacht.

Onlangs trok ik de stoute (en vooral versleten) schoenen aan, samen met een verbleekt shirt, een niet modieuze broek een lelijk tasje. Ik fietste naar een winkelcentrum op vijf kilometer van mijn eigen huis, waar ik voor de schuifdeuren van een supermarkt ging staan. Ik nam me voor snel to the point te komen als ik voorbijgangers aansprak met mij geldvraag. Ik zou in eerste instantie zo vaag mogelijk blijven over mijn achtergrond, als ze zouden doorvragen dan zou ik vertellen dat ik sinds kort dakloos was. Als het écht te moeilijk zou worden, dan kon ik altijd nog - geheel naar waarheid - vertellen dat ik met een experiment bezig was.

Om 8.33 uur, net na de ergste ochtenddrukte, begon ik met mijn freelance baan. Van mijn ingestudeerde praatje kwam niets terecht. De eerste tien minuten was ik ZO zenuwachtig, dat ik alle voorbijgangers vriendelijk heb toegeknikt, als een supermarktpiccolo, zonder iets te vragen. Mijn weerzin was bijna fysiek. Ook al had ik nog geen vraag gesteld, ik voelde me zo buiten de maatschappij geplaatst Van medeburger was ik ineens getransformeerd tot Probleem. Ik keek zo op tegen de vernedering, de blikken van minachting en de eventuele verwensingen die ik zou horen. Ik voelde me een tweezijdige verrader; naar het supermarktpubliek (die ik voorloog) en naar de 'echte' bedelaars die dit niet voor de ervaring doen, maar uit bittere noodzaak en met wie ik nu een beetje de spot aan het drijven was.

Na een kwartier sprak ik pas de eerste voorbijganger aan, een vrouw van een jaar of 80 met een vriendelijk gezicht, die ik er niet voor aanzag een scheldkanonnade op me af te vuren. Mijn inschatting klopte. Ze liet me geduldig mijn verhaal afmaken, maar zei toen: 'ik denk het niet'. Bij de volgende voorbijgangers ving ik ook bot. Soms voelde het als een kleine opluchting als iemand halverwege mijn verhaal (of halverwege mijn eerste woord) al wegliep. Een goede manier om gezichtsverlies te beperken. Alleen: wat doe je als je diezelfde persoon vijf minuten later weer uit de supermarkt ziet lopen? Groet je dan weer of is dat niet streetwise? Ik hield het maar op een onbeduidende glimlach?

De eerste vis die ik ving, was een muntstuk van 10 cent. Dat was overigens mijn eigen suggestie. Ik voelde me hoe langer hoe ongemakkelijker worden. Ik kon mijn donateurs niet de ongemakkelijkheid van het vonnis mij wel of niet financieel te supporten ontnemen. Maar als ik zelf de hoogte van mijn schamele fooi zou voorstellen, dan hoefden ze daar hun hoofd al niet over te breken. Tot een echte inleving in het hoofd van een bedelaar komt het niet op deze manier, want voor mij wat de missie al geslaagd als iemand mij iets gaf, de waarde van het muntstuk deed niet ter zake. Die luxe kan een efficiënte bedelaar zich niet permitteren.

Ik besloot hard core te gaan bedelen, en geen bedragsuggestie te doen. Blijkbaar zie ik er niet zielig genoeg uit, hoger dan 50 cent werden de donaties niet. Vaak had ik het idee dat mensen me doorhadden, zich deel van het experiment voelden, maar geen zin hadden de overduidelijke werkelijkheid te benoemen.

Na een klein uurtje bedelen, zag ik de supermarktmanager wel erg vaak vanachter de schuifdeuren naar me kijken. Als hij er stond, staakte ik wijselijk mijn bezigheden. Toen hij voor de derde keer kwam kijken, besloot ik dat dit een goed moment was om direct de benen te nemen. Ik wilde hem bijna bedanken, voor het aanreiken van de aanleiding mijn voortdurend ongemakkelijke experiment tot een einde te brengen.

Wat heeft dit ochtendje bedelen mij opgeleverd, los van € 2,80? Weinig positiefs. De nagalm van de herinnering is zelfs ongemakkelijk en stressvol. Vragen om geld is erg lastig, hoewel ik dat al wist voor mijn bedelstage. De eerstvolgende keer dat ik een ex-collega voor een supermarkt zie bedelen, zal ik mijn bij elkaar geschraapte bedelsalaris geven. Of ik na deze ervaring vaker mijn portemonnee zal trekken? Ik denk het niet.
Opmerkelijk is dat de sympathie die ik voor iemand voelde niets te maken had met of ze wel of niet iets gaven. Soms had ik namelijk het idee dat mensen iets gaven om hun geweten te sussen. Veel bepalender is het of mensen je op een normale manier groeten, je een glimlach schenken of je respectvol vertellen dat ze niets willen geven. Of spreekt hier iemand vanuit een bevoorrechte positie met een gevulde portemonnee? William Somerset Maugham zei eens: Geld is het zesde zintuig: het stelt je in staat te kunnen genieten van de andere vijf.



woensdag 24 augustus 2016

Oh, Hallelujah!

Een dertig minutenlange haast oorverdovende religieuze toegift. Het overkwam me pas op een steenworp afstand van mijn eigen huis, toen ik een exotische Afrikaanse kerkdienst bezocht. Tamboerijn in de aanslag en go!

De mensen met wie ik omga, hebben allemaal ongeveer hetzelfde opleidingsniveau, dezelfde politieke ideeën, dezelfde interesses en ze zijn ongeveer even oud als ik ben. Prima mensen om een goed gesprek mee te voeren. We begrijpen elkaar namelijk goed. Toch is het soms heel verrijkend eens binnen te stappen in het leven van mensen die in niets op jou lijken. Dat deed ik pas toen ik meedeed aan een uitbundige Afrikaanse kerkdienst, op nog geen kilometer van mijn eigen huis.

Ik woon in een cultureel divers deel van Amsterdam. Tijdens één van mijn hardlooprondes liep ik langs een parkeergarage. Goddelijke vreugdekreten ontsnapten via de kleine deuropening die toegang gaf tot een ruimte onder de parkeergarage. Ik drukte mijn neus door de deuropening en ik zag wel driehonderd mensen, gekleed in de mooiste gewaden, extatisch hun god toezingen. Het zag er zo vrolijk en energiek uit. Ik zou er haast religieus van worden. Hoewel ik vermoedde dat het tot een échte bekering nooit zou komen, wilde ik wel heel graag een keer meedoen met deze wilde kerkdienst.

Zomaar vrijblijvend meedoen het vrolijke gezelschap, leek me nogal onbeleefd. Ik stuurde een mail, legde uit dat ik graag eens wilde proeven van hun zondagsbesteding. Ik mocht langskomen. Wat ik zag, zal me altijd bijblijven. In een afgeladen zaal waren talloze mensen uitzinnig aan het zingen en dansen. Ook staken ze hun handen in de lucht om de goddelijke stralen op te vangen. Om de beurt kwam er iemand naar voren, om zijn of haar god te bedanken. Wat volgde was altijd een muzikale ode, ondersteund door de achtkoppige band. Niets schema's, couplet/refrein structuur. De band liet zich telkens meevoeren door de stemming van het moment, één ode duurde wel dertig minuten. De mensen in de zaal haalden hun tamboerijn uit hun tas en moedigden de band aan.

Wat me opviel was dat de dienst honderd procent positief was ingestoken. Geen geklaag over wat er fout was gelopen in het leven van de mensen in de zaal. Geen strenge en dogmatische lessen. Hier werd het leven gevierd. De energie die je meeneemt uit zo'n dienst is enorm, zelfs voor een nuchtere atheïst als ik.

Ik ben ervan overtuigd dat, waar je ook woont, er op een steenworp afstand altijd mensen te vinden zijn die een totaal andere levensstijl leven dan de jouwe. Je hoeft het niet met ze eens te zijn, je hoeft niet te overwegen hun levensstijl over te nemen. Maar je kunt je wel vrijblijvend in hun leven verplaatsen. Een prachtige ervaring voor jou en een enorm compliment voor de mensen, die het zullen ervaren als een eer dat een 'vreemde' zich wil verdiepen hun manier van leven. Je even onderdompelen in een totaal ander leven, voelt als een korte vakantie naar een exotisch oord.

dinsdag 16 augustus 2016

Mijn brief aan een wildvreemde

In mijn werkkamer staat een wereldbol. Eens in de zoveel tijd, draai ik hem een stukje om, zodat ik oog in oog sta met weer een ander deel van de bol. Onlangs gaf ik hem een grote zwaai, deed ik mijn ogen dicht en duwde mijn wijsvinger lukraak op de draaiende bol. Het Zuid-eiland van Nieuw-Zeeland. Hier zou ik mijn persoonlijke brief aan een wildvreemde naartoe sturen.


Dit is het begin van een brief die ik onlangs verstuurde naar een persoon van wie ik geen idee heb dat 'ie bestaat. Hier het verhaal.

Toeval en nieuwe ontmoetingen. Al sinds mijn jeugd ben ik gefascineerd door deze twee zaken, vooral als ze samenkomen. Toen ik jong was stuurde ik ballonnen met beschreven kaartjes de lucht in, hing briefjes op aan de takken in het bos en gooide flessen met inhoud overboord. Mijn dag is gemaakt als ik een mooi gesprek heb met een volslagen wildvreemde. Waarom fascineert mij dit zo? Hoe onverwachter en vreemdsoortiger de aanvliegroutes tot nieuw contact, hoe eerlijker en waardevoller het contact is, merk ik steeds vaker.

Ik ben zeker niet mensenschuw en op 'officiële leer-nieuwe-mensen-kennen-momenten', zoals een verjaardagsfeest of een vrienden-van-vriendenavond, praat ik met gemak en plezier met onbekenden.Gesprekken ontvouwen zich vaak volgens hetzelfde protocol, waarin vragen als: 'wie ben jij?', 'waar woon je?', 'hoe ken jij X?' en 'wat doe je in het dagelijks leven?' in de top tien van geaccepteerde openingszetten staan. Effectieve vragen, omdat ze gelijk een groot gedeelte van de belevingswereld van je gesprekspartner beslaan. Nadeel: ik vind de vragen soms een beetje saai, iedereen heeft ze al honderden keren gesteld en misschien nog vaker beantwoord. In de grijsgedraaide antwoorden hoor ik soms de verveling doorsijpelen.

Natuurlijk zou ik veel liever vragen willen stellen als 'heb je je de laatste tijd alleen gevoeld?', 'hoe zou je het vinden om met een andere voornaam door het leven te gaan?', 'wat wil je uitstralen met deze schoenen?' of 'voel jij ook zo'n sympathie voor bepaalde vruchten?' om voorgeprogrammeerde antwoorden te omzeilen en mensen te laten praten EN nadenken tegelijkertijd. In de details schuilt vaak de ware aard van iemand. Helaas vrees ik dat een misdaad tegen de normaliteit pleeg als ik deze vragen tijdens een openingszin aan een volslagen vreemde zou voorleggen.

Om uitsluiting op feestjes van mijn vrienden te voorkomen, wegens 'grensoverschrijdend clownesk gedrag', besloot ik een brief te schrijven iemand die ik niet ken, om in die brief op een niet-conventionele manier over mijn leven, mijn geluk en twijfels te praten en de lezer van de brief uitnodigen om hetzelfde te doen. Soms is het goed onze gekkigheid te delen, dat geeft anderen het gevoel dat ze niet alleen zijn en dat scherpt een band. Of deze theorie ook uitkomt? Geen idee.

Wellicht is de ontvanger van de brief een teleurgestelde pensionado, contactgestoord of een te druk bezette zakenman. Het kan allemaal. Ik heb immers geen idee wie de ontvanger is. Nadat ik via de wereldbol was neergestreken in Nieuw-Zeeland, zoomde ik met Google Maps enkele keren in om - wederom blind- een stad en een straat te kiezen. Ik stond mezelf een kleine rationele toevoeging toe: het huisnummer, 2. Ik schreef het adres op de envelop, geadresseerd aan 'You'.

'You' zal mijn brief nu zo'n beetje ontvangen hebben. Ik ben benieuwd hoe de brief bij You binnenkomt. En ook al is You die teleurgestelde pensionado, contactgestoord of die te druk bezette zakenman, dan nodigt deze brief You misschien uit zijn/haar niet voorgeprogrammeerde identiteit te onthullen.


dinsdag 9 augustus 2016

Probeer eens tegenzin

Uit je comfortzone stappen is dé manier je comfortzone een stukje op te rekken. Onlangs waagde ik me aan een sport die het laagst in mijn aanzien stond: schermen. 

Schermen. Het klinkt al zo theatraal als je het woord niet opvat als werkwoord maar als zelfstandig naamwoord: schermen, alsof de gymzaal vol staat met afbakeningen en je vanuit de coulissen je entree maakt in de arena. Misschien laat ik mijn fantasie nu te veel de vrije loop. Maar waarschijnlijk zijn wel veel mensen het met me eens dat de hoofdpersonages er tijdens schermen altijd zo merkwaardig uitzien, ze lijken slechts een tweedimensionale en profil realiteit te hebben. 

Tegenzin
Kortom: de sport schermen leek mij de minst verstandige vrijetijdsbesteding. Reden te meer om me eens in te schrijven voor een gratis proefles. Tegenzin is een interessante emotie waar je veel mee kunt: je verwachtingen zijn gedaald tot het nulpunt, waardoor je op een andere manier naar de werkelijkheid gaat kijken, je focust op de interessante details, om toch nog het meeste uit de 'weggegooide tijd' te halen. Natuurlijk, ik ben realist genoeg om de tegenzin in het bekende (zoals de hardhandige behandeling bij de mondhygiënist of de Kalverstraat op zaterdagmiddag) wijselijk te mijden. Maar met tegenzin een activiteit ondernemen die je vreselijk lijkt maar nog nooit zelf hebt ervaren, dat is vruchtbare tegenzin! Zo'n actie levert sowieso een interesse ervaring en een leuke anekdote op en als het meezit (en dat doet het vaak) word je ook nog eens verrast door de werkelijkheid. 

Achter de schermen
Vast niet gedreven door mijn tegenzin, kwam ik tien minuten te vroeg aan op het sportcentrum. Geen scherm te bekennen, wel een glazen wand waarachter ik met studie naar de - in realiteit - driedimensionale witte ridders keek. Eén in het bijzonder sprak me aan, die maakte met een intimiderende choreografie korte metten met zijn vloergenoten. Ik begon de sport steeds leuker te vinden vanachter de schermen. Vlak voordat ik 'op' moest om zelf de handen uit de mouwen te steken, was ik getuige van de ontmaskering van Ridder No.1. Doordat ik tien minuten naar zijn gigantische helm had gekeken, had ik al die tijd mijn ideaalhoofd op dit interessant bewegende lichaam kunnen plakken. De realiteit viel niet mee. 

Het belang van de helm
Ik beleefde de proefles met nog tien andere beginners. De breedgeschouderde trainer gaf ons een aantal oefeningen om zonder zwaard de feel van het schermen in de vingers te krijgen. Ik werd fanatieker en fanatieker. Een soort tikkertje voor volwassenen.
Toen we volgens de trainer klaar waren om - nu letterlijk! - achter de schermen een passend wit pak aan te trekken, bleek te ontmaskerde ex-droomridder een dubbelfunctie te hebben als modeadviseur voor trainingspakken. Uit zijn mond rolden de meest fantastische Britse keelklanken, een accent waar ik een grote zwak voor heb. Een fantastische man op zijn hoofd na. Eens te meer zag ik het grote belang van een gezichtsbedekkende helm, te allen tijden. 

Na anderhalf uur venijnig en staccato bewegen, vond ik het bijna jammer dat mijn tegenzinactiviteit erop zat. Na even wikken en wegen heb ik toch maar besloten geen jaarabonnement af te sluiten. Het moet natuurlijk niet te leuk worden. 

Is dit een pleidooi voor het schermen? Nee. Wel voor tegenzin. Durf het eens aan om verrast te worden door een activiteit die volgens jou De Narigheid representeert. Ga eens naar de benoemingsceremonie van de Nepburgemeester van Madurodam, ga het centrum voor sluitspieren openen, bezoek het Museum van vochtige kruipruimtes of knip je vlecht af en stuur hem naar Postbus 51. Ik wil je op geen enkele manier beïnvloeden door realistische suggesties, vandaar.
Het is in ieder geval mijn nieuwe voornemen om iedere maand een paar uur in te roosteren voor tegenzin. Het ergste dat me kan overkomen is een leuke tijd. 

Wat wordt jouw tegenzinproject? Laat een reactie achter. 

donderdag 4 augustus 2016

Intrastedelijk logeren

Dit jaar ging ik op vakantie in mijn eigen stad, ik logeerde bij volslagen onbekenden en ik leerde mijn eigen stad opnieuw kennen, door de ogen van een ander.

Als ik uit mijn raam kijk, zie ik honderden lichtjes van appartementen, uitermate geometrisch geordend. Ieder lichtje representeert één woning. Achter ieder lichtje gaat een verhaal schuil. Toen ik dit voorjaar naar buiten keek, realiseerde ik me ineens hoe ongelofelijk veel diverse levensverhalen mijn uitzicht bevat. Mocht ik ooit veroordeeld worden tot een enkelband en mijn actieradius zich noodgedwongen zou beperken tot mijn eigen uitzicht, dan zou ik aan menselijke input geen gebrek hebben. Ik zou er een tienjarenplan van maken om ieder lampje in mijn uitzicht te gaan bezoeken.

Deze mijmeringen brachten mij op het idee te logeren in eigen stad. Regelmatig hoor ik zinnen als ''Volgende week ga ik even naar Bali, dan ga ik een in between reisje maken naar Marokko en dan sluit ik af in Canada.' Ik hou absoluut van reizen in het buitenland en ik denk dat het goed is voor je persoonlijke ontwikkeling om kennis te maken met andere culturen, maar soms lijkt het wel alsof mensen de 'ontvankelijk voor avontuur' schakelaar pas aanzetten wanneer ze de Nederlandse grens hebben gepasseerd. Wim T. Schippers zei ooit bij de Loosdrechtse plassen was: 'als dit Ierland was, dan had ik beter gekeken'. Adventure is blijkbaar in the eye of the beholder. Met mijn experiment van logeren in mijn eigen stad, wilde ik ontdekken of ik de de kenmerkende 'op reis' verwondering kon ervaren.

Via de site couchsurfing (waarover ik eerder al een blog schreef), regelde ik adressen in mijn stad Amsterdam. Ik logeerde op adressen die op tien minuten fietsen lagen, maar het voelde als een vakantie. Een Pakistaanse man kookte een exotische dish voor me, terwijl hij vertelde over zijn mislukte uithuwelijkingsceremonie waaraan zijn ouders hem hadden onderworpen.
Ik sliep in een nog net niet afgebroken straat, dat meer op het decor van een avontuurlijk locatietheater leek dan een plek om te wonen. Enorm intrigerend, nog nét niet zo intrigerend als de host zelf, die uren verhalen kon vullen over zijn liftavonturen in Oost-Europa.
Ik logeerde bij een man die tijdens de Bijlmercrash de brandende flat was ingerend om mensen te redden.

Mijn 'vakantiereisjes' in eigen stad maakten we weer duidelijk dat goedkoop en dichtbij gelegen avontuur altijd voorhanden is, zolang je zelf bereid bent je open te stellen en uit je comfort zone te stappen.



maandag 1 augustus 2016

Mijn leven in de nacht

Eén derde van ons leven liggen we plat. Weggegooide tijd? Ik denk dat we met een beetje goede wil en concentratie heel nuttig gebruik kunnen maken van ons leven in de nacht.

Twee jaar geleden begon ik met het bijhouden van een droomdagboek. De specifieke aanleiding voor het notuleren van mijn nacht is al weggezakt, zoals wel vaker begin ik aan nieuwe activiteiten als een 'professioneel kind': vanuit het niets kom ik op een idee (zeg maar gerust een bevlieging), waar ik vervolgens bloedserieus mee aan de slag ga. Zo ook met het dromendagboek. Ik herinner me de eerste droom die ik aan het droomdagboek toevertrouwde nog goed: bij de balie van de burgerlijke stand in Parijs, stond een homokoppel met hun nog nét niet geboren zoon. Het kind werd niet gemaakt in een baarmoeder, maar in een halfverrotte bananenschil. De twee vaders wilden graag dat het kind geboren werd aan de voet van het loket, zodat het binnen 10 seconde na de geboorte al ingeschreven kon worden in het bevolkingsregister.

Waarom zou je dromen opschrijven? Ten eerste is het een ontzettend uitdagende creatieve oefening: je wordt geprikkeld om je belevenissen van de nacht zo mooi mogelijk op te schrijven. Daarnaast is het hilarisch om eens in de zoveel tijd de beschrijvingen terug te lezen van de freakshow die zich 's nachts in je hoofd afspeelt. Ik vind het ook altijd een leuke puzzeltocht om te bedenken waar de associaties in mijn dromen vandaan komen. De meesten zijn terug te leiden tot een gebeurtenis kort voor de droom. Tot slot merk ik dat je je dromen veel diepgaander kunt maken wanneer je er in wakende staat ook bewust mee bezig ben doordat je ze opschrijft. Ik heb gemerkt dat sinds ik begon met mijn droomdagboek (dat overigens gewoon een schrift van de Action is), mijn dromen gevarieerder en helder werden en meer emotionele waarde hebben gekregen.

Dat laatste punt is voor mij dé belangrijkste reden om mijn dromen op te schrijven. Het klinkt waarschijnlijk erg 'dromerig', maar ik heb het gevoel dat ik er een flinke portie leven bij heb gekregen, doordat mijn nachtelijke uren nu ook voelen als een volwaardig leven, waarin ik dingen beleef en ervaar. OK, de dingen die ik meemaak zijn absurd, maar mijn reactie is altijd natuurgetrouw, mijn persoonlijkheid is droom-proof. Dat is een mooi gegeven, want hierdoor kan ik gebeurtenissen meemaken waarvan ik in het echte leven zou gruwen. Laatst droomde ik bijvoorbeeld dat ik 24 uur voor mijn eigen euthanasie zat. Berusting, angst, het gevoel hebben me groot te moeten houden, ik doorliep het hele spectrum. Allemaal emoties die je zou verwachten, maar als je ze zelf 'meemaakt', dan is het een stuk echter.
Ik heb het idee dat dromen je in staat stellen situaties mee te maken die niet bij je eigen leven horen. Wel zo fijn als je je wilt kunnen verplaatsen in het leven van anderen. En omdat dromen je vaak in extreme situaties plaatsen, onthullen ze soms bittere waarheden over je persoonlijkheid.

Veel mensen zeggen niet te dromen, of zich de dromen niet te kunnen herinneren als ze wakker zijn. Ik had daar in het begin ook moeite mee, maar het is me gelukt. Hieronder mijn beproefde recept dromen te destilleren:

1. houd je ogen dicht als je wakker wordt
2. probeer je één beeld te herinneren uit je droom
3. doorloop aan de hand van dit beeld achterwaarts je droom, van het einde naar het begin. Gebeurtenissen aan het einde zijn vaak een stuk beter blijven hangen dan de gebeurtenissen aan het begin
4. als je het gevoel hebt aan het begin van je droom gekomen te zijn, doorloop hem dan nogmaals in chronologische volgorde
5. vertel de droom heel snel hardop aan jezelf (als wegzak preventie)
6. schrijf de droom in steekwoorden op
7. schrijf hem vanuit de steekwoorden uitgebreider op

Welterusten