dinsdag 30 augustus 2016

Bedelaar van 8.33 - 9.41 uur

Mijn moreel kompas wordt altijd tot het uiterste op de proef gesteld bij de vraag: 'Mevrouw, mag ik wat vragen?'. Wat volgt is vrijwel altijd een geldvraag verpakt in een zielig verhaal. Geef ik wél of niet? Onlangs besloot ik eens aan de andere kant te staan en zelf - met het schaamrood op de kaken - de zielige vraag aan voorbijgangers te stellen. 

Bedelaars brengen me altijd aan het twijfelen en ze geven me bijna zonder uitzondering een slecht gevoel. Soms geef ik wat, soms geef ik niets. Wat ik ook doe, bij het weglopen heb ik altijd het gevoel de verkeerde keus gemaakt te hebben. De ene keer voel ik me een naïeve barmhartige Samaritaan die beter had moeten weten, de andere keer voel ik me een harteloze burger met een doorgeschoten neiging de hand op de knip te houden.

Vanwege mijn constante vertwijfeling, zie ik bedelaars steeds vaker als een probleem. Het erge is: ik heb steeds minder ogen voor hun evidente probleem terwijl ik steeds meer 'medelijden' krijg met mezelf als een bedelaar me aanspreekt. Bedelaars hebben het maar mooi makkelijk, ze houden hun hand op terwijl ze hun donateurs in verlegenheid brengen. Nee, zo simpel is het niet, realiseerde ik me ineens. Natuurlijk, sommige bedelaars zijn zo ingewerkt in de wereld van het ophouden van de hand dat ze verwachten dat ze met een minimale inspanning hun dagloon bij elkaar kunnen schrapen. Zulke bedelaars bedanken soms niet eens voor het geld dat je ze geeft. 'Geef het dan weer weer terug!' hoor ik mezelf wel eens zeggen. Maar iedere bedelaar zal ooit voor het eerst van zijn leven een onbekende op straat op geld gevraagd hebben. En dat vraagt heel veel moed en een definitieve schaamtevolle erkenning van je plaats in de maatschappij.

Mijn groeiende dedain voor bedelgedrag zag ik als een alarmerende ontwikkeling. Alsof ik hard op weg was richting de harteloosheid af te glijden. Daarom nam ik me een tijd geleden voor om eens één keer zelf mijn hand op te houden om eens een keer te voelen hoe het is om in de schoenen van een bedelaar te staan. Spannend idee, maar de gedachte dit plan ook echt te moeten uitvoeren, maakte me Spaans benauwd. Bedelaar zijn is toch een stuk moeilijker dan ik dacht.

Onlangs trok ik de stoute (en vooral versleten) schoenen aan, samen met een verbleekt shirt, een niet modieuze broek een lelijk tasje. Ik fietste naar een winkelcentrum op vijf kilometer van mijn eigen huis, waar ik voor de schuifdeuren van een supermarkt ging staan. Ik nam me voor snel to the point te komen als ik voorbijgangers aansprak met mij geldvraag. Ik zou in eerste instantie zo vaag mogelijk blijven over mijn achtergrond, als ze zouden doorvragen dan zou ik vertellen dat ik sinds kort dakloos was. Als het écht te moeilijk zou worden, dan kon ik altijd nog - geheel naar waarheid - vertellen dat ik met een experiment bezig was.

Om 8.33 uur, net na de ergste ochtenddrukte, begon ik met mijn freelance baan. Van mijn ingestudeerde praatje kwam niets terecht. De eerste tien minuten was ik ZO zenuwachtig, dat ik alle voorbijgangers vriendelijk heb toegeknikt, als een supermarktpiccolo, zonder iets te vragen. Mijn weerzin was bijna fysiek. Ook al had ik nog geen vraag gesteld, ik voelde me zo buiten de maatschappij geplaatst Van medeburger was ik ineens getransformeerd tot Probleem. Ik keek zo op tegen de vernedering, de blikken van minachting en de eventuele verwensingen die ik zou horen. Ik voelde me een tweezijdige verrader; naar het supermarktpubliek (die ik voorloog) en naar de 'echte' bedelaars die dit niet voor de ervaring doen, maar uit bittere noodzaak en met wie ik nu een beetje de spot aan het drijven was.

Na een kwartier sprak ik pas de eerste voorbijganger aan, een vrouw van een jaar of 80 met een vriendelijk gezicht, die ik er niet voor aanzag een scheldkanonnade op me af te vuren. Mijn inschatting klopte. Ze liet me geduldig mijn verhaal afmaken, maar zei toen: 'ik denk het niet'. Bij de volgende voorbijgangers ving ik ook bot. Soms voelde het als een kleine opluchting als iemand halverwege mijn verhaal (of halverwege mijn eerste woord) al wegliep. Een goede manier om gezichtsverlies te beperken. Alleen: wat doe je als je diezelfde persoon vijf minuten later weer uit de supermarkt ziet lopen? Groet je dan weer of is dat niet streetwise? Ik hield het maar op een onbeduidende glimlach?

De eerste vis die ik ving, was een muntstuk van 10 cent. Dat was overigens mijn eigen suggestie. Ik voelde me hoe langer hoe ongemakkelijker worden. Ik kon mijn donateurs niet de ongemakkelijkheid van het vonnis mij wel of niet financieel te supporten ontnemen. Maar als ik zelf de hoogte van mijn schamele fooi zou voorstellen, dan hoefden ze daar hun hoofd al niet over te breken. Tot een echte inleving in het hoofd van een bedelaar komt het niet op deze manier, want voor mij wat de missie al geslaagd als iemand mij iets gaf, de waarde van het muntstuk deed niet ter zake. Die luxe kan een efficiënte bedelaar zich niet permitteren.

Ik besloot hard core te gaan bedelen, en geen bedragsuggestie te doen. Blijkbaar zie ik er niet zielig genoeg uit, hoger dan 50 cent werden de donaties niet. Vaak had ik het idee dat mensen me doorhadden, zich deel van het experiment voelden, maar geen zin hadden de overduidelijke werkelijkheid te benoemen.

Na een klein uurtje bedelen, zag ik de supermarktmanager wel erg vaak vanachter de schuifdeuren naar me kijken. Als hij er stond, staakte ik wijselijk mijn bezigheden. Toen hij voor de derde keer kwam kijken, besloot ik dat dit een goed moment was om direct de benen te nemen. Ik wilde hem bijna bedanken, voor het aanreiken van de aanleiding mijn voortdurend ongemakkelijke experiment tot een einde te brengen.

Wat heeft dit ochtendje bedelen mij opgeleverd, los van € 2,80? Weinig positiefs. De nagalm van de herinnering is zelfs ongemakkelijk en stressvol. Vragen om geld is erg lastig, hoewel ik dat al wist voor mijn bedelstage. De eerstvolgende keer dat ik een ex-collega voor een supermarkt zie bedelen, zal ik mijn bij elkaar geschraapte bedelsalaris geven. Of ik na deze ervaring vaker mijn portemonnee zal trekken? Ik denk het niet.
Opmerkelijk is dat de sympathie die ik voor iemand voelde niets te maken had met of ze wel of niet iets gaven. Soms had ik namelijk het idee dat mensen iets gaven om hun geweten te sussen. Veel bepalender is het of mensen je op een normale manier groeten, je een glimlach schenken of je respectvol vertellen dat ze niets willen geven. Of spreekt hier iemand vanuit een bevoorrechte positie met een gevulde portemonnee? William Somerset Maugham zei eens: Geld is het zesde zintuig: het stelt je in staat te kunnen genieten van de andere vijf.



4 opmerkingen:

  1. Wat een dappere daad!!! En wat origineel om letterlijk een keer in de (versleten) schoenen van iemand aan de andere kant van de maatschappij te gaa staan. Zo krijgt 'zelfkant' ineens een veel diepere betekenis.
    Het zou een verplicht onderdeel moeten zijn van de maatschappelijke stage op de middelbare school, een uurtje bedelen. Leerzaam!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Deze reactie is verwijderd door de auteur.

    BeantwoordenVerwijderen